woensdag 28 september 2011

Het rariteitenklasje

Ekster tuurde door de klas en nam haar lotgenoten één voor één op. Hier en daar waren enkele banken leeg gebleven, maar toch zat het duistere lokaaltje goed vol.
Alle schoolkinderen die bang zijn of anders zijn, werden naar hier gestuurd. Kameel lijdt aan zonneallergie, Mestkever heeft smetvrees, Waterschaatser kan niet zwemmen, Mol is bang in het donker en Leeuw is vegetariër. En zijzelf? Zij heeft hoogtevrees. Het is niet moeilijk in te beelden dat de sfeer er behoorlijk bedroefd was.
“Nergens anders vind je zo’n bonte verzameling dieren”, moet Ekster gedacht hebben. Toen was alles anders geworden.


Op weg naar huis waaide een kleurige flyer voorbij. Nog voor Ekster het goed en wel besefte, zat de flyer klem onder haar pootjes. Iets had onbewust haar aandacht getrokken en er liep een koude rilling over haar rug. Voorzichtig keek ze omlaag en tussen haar tenen door las ze: “WEDSTRIJD: Schrijf je in en word de beste klas van je school!”. Hoewel Ekster geen schoenen droeg, zonk haar moed er toch even in. Ze was geen simpele duif en besefte goed dat deze wedstrijd levensbelangrijk was. Ze zuchtte en ging zitten.

Plots veerde ze recht. Haar pootjes raakten de grond... De flyer was weg! Hoe lang had ze daar gezeten, verzonken in gedachten? Vloekend slenterde ze naar huis. Ze ging op bed liggen en sloot de ogen. Ekster was nooit een doener geweest. Ze compenseerde dat ruimschoots met denken en lezen. Haar gedachten dwaalden af naar haar klasgenootjes. Ze was er heilig van overtuigd dat zij ook ergens de beste in waren. Had ze Kever eergisteren niet de hele stapel wiskundeboeken zien voortduwen alsof het een fluitje van een cent was? Wacht eens even. Ze kneep haar ogen harder dicht om beter te kunnen denken. Jawel hoor, nog geen tien seconden later herinnerde ze zich foutloos wat er op de flyer had gestaan. Ze had zichzelf overtuigd, nu de anderen nog.




Het was onchristelijk vroeg en toch was er al een nijverheid om u tegen te zeggen in het bos op de heuvel. Het had wat poten in de aarde gehad de leerkrachten te overtuigen. Maar Marie-Thérèse, de directrice van de school, had zoals gewoonlijk alles voor het zeggen. Marie-Thérèse – wat een vréselijke naam ook – was een grijzende wolfspin met knokige poten, vier paar priemende ogen en een ijskoude, gemene reputatie. Ze stelde de leerkrachten gerust: Hoe zou het klasje van Ekster in hemelsnaam een noemenswaardige concurrentie kunnen vormen?
Overal om zich heen zag Ekster leerlingen in afgeborsteld sportuniform de spieren rekken en strekken en teamkreten slaken. Ze draaide zich om en zag vijf paar onzekere, smekende ogen. Daar was die twijfel weer. Maar deze kans was te mooi om links te laten liggen. Ze glimlachte breed, spreidde haar vleugels en fluisterde zo mysterieus als ze kon: "Laat die opdrachten maar komen."

Amper tien minuten later denderden de zes klasgenoten de heuvel af, op zoek naar het eerste meldpunt. Kameel was dolblij geweest toen de weervrouw gisteren een grijze sombere herfstdag had voorspeld. Met Mol en Ekster op haar rug, voelde ze zich minstens zo sterk als sprintende Leeuw naast haar. Kever en Waterschaatser hadden de grootste moeite om zich vast te klampen aan de wilde haren van Leeuw. Door de snelheid – of komt het door de opwinding van de voorbije uren en minuten? – ontsnapte het A4’tje met de wegbeschrijving in visgraatmotief van tussen Mols pootjes. De klassenteams die achter hen aan kwamen gespurt, zagen de gouden medailles al blinken en proestten het uit. De kwetsende toon van hun lach, maakte Ekster nog zekerder van haar stuk. Wie laatst lacht... Ondertussen was Mol in paniek geraakt maar Ekster stelde hem gerust. Het visgraatmotief was op haar netvlies gebrand. Ze gaf Leeuw en Kameel duidelijke instructies en ze arriveerden zwetend als zevende bij het checkpoint.




Soms, wanneer je het het minst verwacht, waait de wind vanuit de juiste richting. Voor Ekster en haar – intussen – vriendjes, kwam die wind toen overgewaaid, daar op het meest cruciale moment van de dag. Hij had bijzondere spelregels meegebracht. Elk lid per team, zou één opdracht tot een zo goed mogelijk einde moeten brengen. En toen kwam, wat later de kers op de taart zou blijken: deelnemers zouden die keuze moeten maken voor de concurrerende ploegen. Met andere woorden en bij wijze van voorbeeld; als je bij je volle verstand was, zou je Vis geen zwemwedstrijd toewijzen, noch Aap een bomenparcours laten afleggen.

Aanzwellend geroezemoes steeg op van tussen de bomen. Er werd zó druk gespeculeerd en gediscussieerd, dat enkele teams de tijd (niet onbelangrijk, gezien het hier toch om een wedstrijd ging) uit het oog verloren.
Eksters klas was altijd het buitenbeentje geweest. Wijselijk besloten ze lukraak de opdrachten te verdelen. Ze kenden nauwelijks de andere leerlingen van de school en vonden het slimmer direct en zonder dralen naar de eerste opdracht te rennen.

Grote stukken gegrild en lekker gekruid vlees hingen aan touwen in de bomen of lagen mooi gepresenteerd op het zachte mos. Leeuw spande al zijn spieren tot het uiterste en spitste de oren. De echo van het startschot was nog niet gestorven, toen Ekster Leeuw al zag verdwijnen tussen de struiken. De chronometer tikte.
Zo miniem de kennis over de medeleerlingen van de school was, des te minder was er geweten over de kwaliteiten – als die er al waren – van Ekster en haar entourage. Leeuw zou perfect kunnen weerstaan aan de verleiding en de steaks of het gebraad mooi links (en rechts) laten liggen. Veggie zijn had voor het eerst in het woelige leven van Leeuw, vruchten afgeworpen: hij finishte in een prima tijd! Joelend zetten de vrienden koers naar de volgende opdracht.
Waterschaatser had in zijn leven een soort zesde zintuig ontwikkeld en kon rúiken, of tenminste aan zijn spreekwoordelijke kleine teen, voelen of er water in de buurt was. Het was een fluitje van een cent geweest om zich geblinddoekt tussen de grote plassen door een weg te banen. Hij kreeg geen straftijd toegewezen. Leerlingen die het water gebruikten om sneller de meet te halen, waren minder fortuinlijk.
Bij de volgende opdracht had Mol geen enkele moeite met het voorlezen van een tekst terwijl vier 1000 Watt schijnwerpers hem in de ogen schenen. Hij hield zo van licht en vond het zo aangenaam, dat Ekster hem moest meetrekken of Mol stond daar nu nog steeds.
Kameels favoriete reisbestemmingen waren Ijsland en Groenland. Het record van de ijsbeertest, waarbij deelnemers werd gevraagd zo lang mogelijk in een half met sneeuw gevulde container te zitten, kwam op haar naam te staan. Ze had er een soortement vakantiegevoel aan overgehouden en voelde zich dagen later nog steeds in haar nopjes.
De rubberen handschoentjes zaten Kever als gegoten. Hij mocht ruiken, testen, proeven en doen wat hij niet laten kon om de juiste naam (met bonuspunten voor het juiste merk) aan de schoonmaakproducten te geven. Tja, logischerwijze had iedereen – Hoe zou je zelf zijn? – het poetstalent van Kever schromelijk onderschat. En dat is dan nog zacht uitgedrukt. Bingo! Tien op tien!
Ekster was als laatste aan de beurt. De zenuwen gierden door haar keel toen met bevende maar behendige pootjes het banden- en hindernissenparcours in het zand aflegde. Nee hoor, vliegen was niet nodig geweest. Gelukkig maar.



Wat er toen gebeurde, beleefde Ekster als in een roes. Vage herinneringen aan een te klein podium (Kameel was dan maar op de grond blijven staan) en een speech van Mevrouw de Spin over iets wat met oordelen vellen en de omslag van een boek te maken had. Voorts aanvankelijk een gênante stilte die werd verbroken door een oorverdovend applaus. 

Ekster lag weer op bed, met een gouden medaille in haar pootje geklemd. Ze sloot haar ogen en herinnerde zich plots wat er in piepkleine muizenlettertjes onderaan de flyer had gestaan: “Verantwoordelijke uitgever: Marie-Thérèse de Spin”. 

maandag 12 september 2011

Mejuffer Libel


Libel vindt haar bril niet en een bril zoeken is geen pretje. Elke full time brildrager zal dit zonder dralen bevestigen. In tegenstelling tot ons, heeft ze het voordeel dat ze er niet op kan gaan zitten zodat hij stuk gaat. Er pleit nóg een element in haar voordeel: ze had zich destijds bij meneer Facet, een stokoude opticien aan de overkant van het water, een knalrode bril laten aansmeren. Dit onverwachte sprankeltje hoop, doet Libel glimlachen. Die kleur zal nu haar nut wel bewijzen. Enthousiast begint ze elk blaadje van haar struik op te tillen. Zuchtend onderzoekt ze elk takje. Helaas zonder resultaat. Zelfs tussen de gevallen blaadjes, wriemelend zwoegende mieren en paddenstoelen – ze zijn veel te vroeg voor de tijd van het jaar – is geen felrode bril te bespeuren.
Ze gaat zitten en laat haar vleugels rusten. Misschien had ze de bril gisteren na het candle light etentje bij haar buurman gelaten. Hij is zo’n goede kok. De geroosterde muggen waren om alle zes je pootjes bij af te likken. Hij woont drie veenstruikjes verderop, maar is het huis uit. Hij had een dagje Hoge Venen gepland met de kinderen. Jammer, het was het ideale excuus geweest om hem op te zoeken.
Ze kan zich voor het hoofd slaan. Haar laatste paar daglenzen – het waren van die gekleurde, heel hip en trendy – had ze gisteren aan bij het snelwandelen. Er zit niets anders op, ze zal zonder bril de struik uit moeten. Met de mascarastift in de aanslag, ziet ze plots haar grote rode ronde bril letterlijk en figuurlijk haar spreekwoordelijke blik vangen in het gerimpelde spiegelbeeld op het water.

maandag 5 september 2011

Busje komt zo


In de wachtzaal bij de dokter, tot jouw nummertje verschijnt aan de muur bij de slager, op de lift, aan de kassa, in het rijtje voor de damestoiletten (terwijl er bij de heren in de verste verte niemand te bespeuren valt), voor het rode licht, in de steeds langer wordende files, tot de koffie doorgelopen is, tot de thee getrokken is, op de trein met vertraging, tot de inkt droog is, tot je idool eindelijk het podium opkomt, op het omroepen van je naam bij de proclamatie, onder de droogkap bij de kapper, tot je brood gerezen is, tot je lief de schoenen heeft dichtgeknoopt, op het extra bestelde pintje, tot je computer is opgestart, terwijl ze het sterretje in je voorruit herstellen, op je verdiende pak frietjes met nog 15 wachtenden voor je bij een friturist met sterallures, op een stem terwijl je voor de 39ste keer naar het versleten wachtmuziekje van de operator luistert, tot je toast uit de toaster springt, op je gasten die te laat zijn, op het telefoontje van zoon of dochter lief en tot de patatjes gaar zijn.
 
Diegene die wachtte op Godot, zal het algemene beeld wel vertekend hebben, maar er wordt beweerd dat we 5 jaar van ons leven wachten. De dingen waarmee we die 5 jaar liever zouden vullen, zullen we voor een andere keertje houden.